Tom Lanoye wint dit jaar de TZum-prijs voor de mooiste literaire zin van het jaar en krijgt hiervoor een beker en 49 euro (een euro per woord in de winnende zin). Lanoye, een veelgelezen schrijver, wint de rijs met het volgende:
‘Vijftien jaar had de badkamer met de caravanafmetingen probleemloos dienstgedaan, de sporadisch gekneusde knie niet te na gesproken van wie zich, zijn toilet makend of zich scherend voor het lavabootje, te bruusk omdraaide en aan den lijve moest ervaren hoe gering de speling was gebleven tussen rand en wand.’
Een ding is zeker, het is een lange zin. Of hij veel indruk maakt, is andere koek. Op The Literature Network Forums, een van de grootste literaire netwerken op het internet waar vrolijk wordt gediscussieerd over alles wat met literatuur te maken heeft en over literatuur zelf, noemde een lid dat Nederlandstalig is de zin ‘pompeus’ en ‘zeker geen voorbeeld van goed Nederlands’, een ander vond dat het ‘ik ben geletterd schreeuwt, maar niet op de beste manier.’ De leden van dit forum zijn allemaal fervente lezers en dus zeker geen mensen die geen lange zinnen aankunnen. De vraag is nu, wat is er dan wel mis met de zin?
Er is eerst en vooral een probleem met de structuur. Nederlands is een SOV-taal. Voor de lezers die geen taalkundigen zijn: Nederlands heeft een structuur die Subject (Onderwerp)-Object-Verbum (werkwoord) verplicht stelt in elke zin in die volgorde. Het eerste vervoegde werkwoord is in de meeste gevallen van geen echte betekenis en alleen een hulpwerkwoord zoals in de zin ‘Ik heb een brood gekocht’. ‘Gekocht’ is daar het belangrijkste woord van de zin en ‘kopen’ is het werkwoord dat vervoegd is in de VTT met hulpwerkwoord 'hebben'. Nu, omdat dus Nederlands een SOV-taal is, moet ook het werkwoord achteraan in de zin komen. Of met maximum twee beweringen nog erna, als ze niet te lang zijn. Anders eindigt het hele gebeuren in grote verwarring voor de lezer. Er is dus een probleem met de structuur. ‘…de gekneusde knie niet te na gesproken van wie zich, enz…’.Het zinsdeel, ingeleid door 'van' is geen voorzetselvoorwerp (de verlenging van een werkwoord met een bepaald verplicht voorzetsel) en heeft dus geen plaats na het werkwoord. Het zinsdeel ingeleid door ‘van’ is eigenlijk een extensie, een nabepaling, van ‘knie’, want het is niet zomaar een knie, nee het is een bepaalde knie. Resultaat, de lezer denkt dat de zin afgelopen is na 'te na gesproken', maar niets is minder waar, en waarbij hoort nu eigenlijk die ‘van’? Taalkundig is het uit den boze, fout, iets anders dan een korte bijwoordelijke bepaling of een kort voorzetselvoorwerp nog na het werkwoord te laten komen. (Taalboek Nederlands, Willy Smedts & William Van Belle, Uitgeverij Pelckmans, 2003) Dan was het natuurlijk mogelijk geweest om dat zinsdeel, die nabepaling van ‘knie’, tussen het onderwerp en het werkwoord te laten komen, wat normaler zou geweest zijn, maar hier is ook een probleem:
‘Vijftien jaar had de badkamer met de caravanafmetingen probleemloos dienstgedaan, de sporadisch gekneusde knie van wie zich, zijn toilet makend of zich scherend voor het lavabootje, te bruusk omdraaide en aan den lijve moest ervaren hoe gering de speling was gebleven tussen rand en wand, niet te na gesproken.’
De lezer die het probeert kan de zin volgen tot het werkwoord en moet dan terugkijken naar wat het onderwerp nu weer was. Of er is nog een mogelijkheid, zij het een wat gewrongen:
‘Vijftien jaar had de badkamer met de caravanafmetingen probleemloos dienstgedaan, niet te na gesproken de sporadisch gekneusde knie van wie zich, zijn toilet makend of zich scherend voor het lavabootje, te bruusk omdraaide en aan den lijve moest ervaren hoe gering de speling was gebleven tussen rand en wand.’
Ironisch genoeg klinkt de zin beter in het Duits, waar capriolen van deze soort wel normaal zijn:
‚Fünfzehn Jahre hatte das Badezimmer im Wohnwagenformat problemlos seinen Dienst getan, abgesehen vom sporadisch blaugestoßenen Knie dessen, der sich beim Schminken oder Rasieren vor dem kleinen Lavabo zu schnell umdrehte und am eigenen Leibe erfahren musste, wie gering der Spielraum zwischen Rand und Wand geblieben war.‘ (met dank aan http://echtzeit-online.de/index.php?url=archives/856-Badezimmertuecken.html&serendipity[csuccess]=true )
De zin heeft zowaar Kafka-allures, alhoewel er een duidelijk probleem is met het dubbelzinnige ‘wie’ in het Nederlands dat niet in het Duits te vertalen valt zodat dat het twee mogelijke geslachten heeft (een duidelijke must als het over schminken gaat). Maar waarschijnlijk had Kafka hem nog veel langer gemaakt. Lanoye had beter geopteerd voor ‘afgezien van’ (zoals de Duitse vertaling) i.p.v. een poging tot pompeusheid te wagen en een andere uitdrukking te gebruiken die moeilijker te hanteren is en zelfs verre van juist. Hoewel, de reden hiervoor waarschijnlijk te zoeken is in de Vlaamse angst voor dialect en de drang om toch maar ten koste van alles een uitdrukking te gebruiken die vooral niet alledaags is omdat die eerste waarschijnlijk fout is. (Nederlandse Taalbeheersing, Willy Smedts)
Voor de rest is er nog een probleem met de uitdrukking ‘te na spreken’ die alleen kan gebruikt worden met personen en niet met dingen als knieën. Buiten het feit dat ze gedateerd klinkt, lijkt ze ook nog eens fout gebruikt te zijn omdat ze eigenlijk ‘kwaad over iemand spreken’ betekent (Van Dale, 1975) en zeker niet ‘afgezien van’ of ‘daargelaten’, een interpretatie die hier duidelijk naar voor geschoven wordt. Als de uitdrukking over de badkamer had gegaan had ze nog kunnen dienst doen als verpersoonlijking, maar over de knie is het moeilijk te geloven. Kwaad spreken over een slachtoffer?
Verder staat er nog ‘aan den lijve moet ervaren’. Dit lijkt een contaminatie te zijn van ‘aan den lijve ondervinden’ en ‘ervaren’ zelf. Een frappante taalfout voor een schrijver.
De tegenwoordige deelwoorden zijn hopeloos archaïsch omdat wij Nederlandstaligen tegenwoordig een constructie met ‘terwijl’, ‘bij’, of ‘tijdens’ gebruiken. Deze tegenwoordige deelwoorden klinken (weeral) veel beter in het Duits dan ze ooit zullen doen in het Nederlands.
Dus ja, er is een binnenrijm (dat inderdaad meer ‘schreeuwt ik ben geletterd’ dan het eigenlijk een blijk ervan is, want het is zo voor de hand liggend) en er is ‘bruusk’ dat blijkbaar in Nederland uit gebruik raakt (in Vlaanderen wordt het nog vrij veel gebruikt, of dan toch in spreektaal) en de zin klinkt pompeus, maar eerlijk, een zin met taal- en grammaticafouten kan toch niet een mooie zin genoemd worden, laat staan een prijs winnen?
Zeker niet als er gekeken wordt naar de lijst met nominaties die veel andere kandidaten kent die wel een serieuze Nederlandse zin kunnen schrijven met minstens even goede beelden, of zelfs betere: http://www.kleineuil.nl/?pg=genomineerden.
De jury hierover interpelleren helpt niet echt, gezien de heer Coen Peppelenbos, redacteur van het blad TZum, lid van de jury en schrijver-dichter, eerder graag kleineert dan hierover een discussie te hebben. Elke commentaar die daarom in de buurt komt van negatief wordt van het blog geschrapt.
Ieder heeft een eigen mening, natuurlijk, maar het is duidelijk dat de kwaliteit van deze zin verre van perfect is. De vraag is of we een architect wiens gebouwen er wel mooi uitzien maar na een jaar uit elkaar vallen, een prijs zouden geven. Ik hoop van niet.
‘Vijftien jaar had de badkamer met de caravanafmetingen probleemloos dienstgedaan, de sporadisch gekneusde knie niet te na gesproken van wie zich, zijn toilet makend of zich scherend voor het lavabootje, te bruusk omdraaide en aan den lijve moest ervaren hoe gering de speling was gebleven tussen rand en wand.’
Een ding is zeker, het is een lange zin. Of hij veel indruk maakt, is andere koek. Op The Literature Network Forums, een van de grootste literaire netwerken op het internet waar vrolijk wordt gediscussieerd over alles wat met literatuur te maken heeft en over literatuur zelf, noemde een lid dat Nederlandstalig is de zin ‘pompeus’ en ‘zeker geen voorbeeld van goed Nederlands’, een ander vond dat het ‘ik ben geletterd schreeuwt, maar niet op de beste manier.’ De leden van dit forum zijn allemaal fervente lezers en dus zeker geen mensen die geen lange zinnen aankunnen. De vraag is nu, wat is er dan wel mis met de zin?
Er is eerst en vooral een probleem met de structuur. Nederlands is een SOV-taal. Voor de lezers die geen taalkundigen zijn: Nederlands heeft een structuur die Subject (Onderwerp)-Object-Verbum (werkwoord) verplicht stelt in elke zin in die volgorde. Het eerste vervoegde werkwoord is in de meeste gevallen van geen echte betekenis en alleen een hulpwerkwoord zoals in de zin ‘Ik heb een brood gekocht’. ‘Gekocht’ is daar het belangrijkste woord van de zin en ‘kopen’ is het werkwoord dat vervoegd is in de VTT met hulpwerkwoord 'hebben'. Nu, omdat dus Nederlands een SOV-taal is, moet ook het werkwoord achteraan in de zin komen. Of met maximum twee beweringen nog erna, als ze niet te lang zijn. Anders eindigt het hele gebeuren in grote verwarring voor de lezer. Er is dus een probleem met de structuur. ‘…de gekneusde knie niet te na gesproken van wie zich, enz…’.Het zinsdeel, ingeleid door 'van' is geen voorzetselvoorwerp (de verlenging van een werkwoord met een bepaald verplicht voorzetsel) en heeft dus geen plaats na het werkwoord. Het zinsdeel ingeleid door ‘van’ is eigenlijk een extensie, een nabepaling, van ‘knie’, want het is niet zomaar een knie, nee het is een bepaalde knie. Resultaat, de lezer denkt dat de zin afgelopen is na 'te na gesproken', maar niets is minder waar, en waarbij hoort nu eigenlijk die ‘van’? Taalkundig is het uit den boze, fout, iets anders dan een korte bijwoordelijke bepaling of een kort voorzetselvoorwerp nog na het werkwoord te laten komen. (Taalboek Nederlands, Willy Smedts & William Van Belle, Uitgeverij Pelckmans, 2003) Dan was het natuurlijk mogelijk geweest om dat zinsdeel, die nabepaling van ‘knie’, tussen het onderwerp en het werkwoord te laten komen, wat normaler zou geweest zijn, maar hier is ook een probleem:
‘Vijftien jaar had de badkamer met de caravanafmetingen probleemloos dienstgedaan, de sporadisch gekneusde knie van wie zich, zijn toilet makend of zich scherend voor het lavabootje, te bruusk omdraaide en aan den lijve moest ervaren hoe gering de speling was gebleven tussen rand en wand, niet te na gesproken.’
De lezer die het probeert kan de zin volgen tot het werkwoord en moet dan terugkijken naar wat het onderwerp nu weer was. Of er is nog een mogelijkheid, zij het een wat gewrongen:
‘Vijftien jaar had de badkamer met de caravanafmetingen probleemloos dienstgedaan, niet te na gesproken de sporadisch gekneusde knie van wie zich, zijn toilet makend of zich scherend voor het lavabootje, te bruusk omdraaide en aan den lijve moest ervaren hoe gering de speling was gebleven tussen rand en wand.’
Ironisch genoeg klinkt de zin beter in het Duits, waar capriolen van deze soort wel normaal zijn:
‚Fünfzehn Jahre hatte das Badezimmer im Wohnwagenformat problemlos seinen Dienst getan, abgesehen vom sporadisch blaugestoßenen Knie dessen, der sich beim Schminken oder Rasieren vor dem kleinen Lavabo zu schnell umdrehte und am eigenen Leibe erfahren musste, wie gering der Spielraum zwischen Rand und Wand geblieben war.‘ (met dank aan http://echtzeit-online.de/index.php?url=archives/856-Badezimmertuecken.html&serendipity[csuccess]=true )
De zin heeft zowaar Kafka-allures, alhoewel er een duidelijk probleem is met het dubbelzinnige ‘wie’ in het Nederlands dat niet in het Duits te vertalen valt zodat dat het twee mogelijke geslachten heeft (een duidelijke must als het over schminken gaat). Maar waarschijnlijk had Kafka hem nog veel langer gemaakt. Lanoye had beter geopteerd voor ‘afgezien van’ (zoals de Duitse vertaling) i.p.v. een poging tot pompeusheid te wagen en een andere uitdrukking te gebruiken die moeilijker te hanteren is en zelfs verre van juist. Hoewel, de reden hiervoor waarschijnlijk te zoeken is in de Vlaamse angst voor dialect en de drang om toch maar ten koste van alles een uitdrukking te gebruiken die vooral niet alledaags is omdat die eerste waarschijnlijk fout is. (Nederlandse Taalbeheersing, Willy Smedts)
Voor de rest is er nog een probleem met de uitdrukking ‘te na spreken’ die alleen kan gebruikt worden met personen en niet met dingen als knieën. Buiten het feit dat ze gedateerd klinkt, lijkt ze ook nog eens fout gebruikt te zijn omdat ze eigenlijk ‘kwaad over iemand spreken’ betekent (Van Dale, 1975) en zeker niet ‘afgezien van’ of ‘daargelaten’, een interpretatie die hier duidelijk naar voor geschoven wordt. Als de uitdrukking over de badkamer had gegaan had ze nog kunnen dienst doen als verpersoonlijking, maar over de knie is het moeilijk te geloven. Kwaad spreken over een slachtoffer?
Verder staat er nog ‘aan den lijve moet ervaren’. Dit lijkt een contaminatie te zijn van ‘aan den lijve ondervinden’ en ‘ervaren’ zelf. Een frappante taalfout voor een schrijver.
De tegenwoordige deelwoorden zijn hopeloos archaïsch omdat wij Nederlandstaligen tegenwoordig een constructie met ‘terwijl’, ‘bij’, of ‘tijdens’ gebruiken. Deze tegenwoordige deelwoorden klinken (weeral) veel beter in het Duits dan ze ooit zullen doen in het Nederlands.
Dus ja, er is een binnenrijm (dat inderdaad meer ‘schreeuwt ik ben geletterd’ dan het eigenlijk een blijk ervan is, want het is zo voor de hand liggend) en er is ‘bruusk’ dat blijkbaar in Nederland uit gebruik raakt (in Vlaanderen wordt het nog vrij veel gebruikt, of dan toch in spreektaal) en de zin klinkt pompeus, maar eerlijk, een zin met taal- en grammaticafouten kan toch niet een mooie zin genoemd worden, laat staan een prijs winnen?
Zeker niet als er gekeken wordt naar de lijst met nominaties die veel andere kandidaten kent die wel een serieuze Nederlandse zin kunnen schrijven met minstens even goede beelden, of zelfs betere: http://www.kleineuil.nl/?pg=genomineerden.
De jury hierover interpelleren helpt niet echt, gezien de heer Coen Peppelenbos, redacteur van het blad TZum, lid van de jury en schrijver-dichter, eerder graag kleineert dan hierover een discussie te hebben. Elke commentaar die daarom in de buurt komt van negatief wordt van het blog geschrapt.
Ieder heeft een eigen mening, natuurlijk, maar het is duidelijk dat de kwaliteit van deze zin verre van perfect is. De vraag is of we een architect wiens gebouwen er wel mooi uitzien maar na een jaar uit elkaar vallen, een prijs zouden geven. Ik hoop van niet.