In zijn column Erfgenamen van Uilenspiegel komt Bart de Wever met het idee dat Vlaamse kunstenaars kleinburgerlijk zijn en gevangen zitten in ‘verstikkend eenheidsdenken’. Hij wil niet ‘gevaarlijker dan het Vlaams Belang’ genoemd worden.
Ik denk dat dat een reactie verdient.
Ik weet niet wat de heer De Wever denkt dat kunst moet zijn. Vanuit zijn pleidooi in De Standaard is het mij duidelijk geworden dat de man vindt dat kunstenaars ten eerste al sowieso veroordeeld zijn tot ‘wereldburgerschap, multiculturele verrijking en solidariteit’. Typisch het idee dat kunstenaars sowieso links van ideologie zijn. Ten tweede schijnt hij ook te vinden dat kunst op zich iets te maken heeft met culturele identiteit, vooral dan met taal. Wat kunnen we anders verwachten als iemand die behoort tot de NVA? Bij wijze van voorbeeld haalt hij Charles de Coster, Maurice Maeterlinck, Emile Verhaeren aan als schrijvers en uiters van een andere identiteit (ze zijn dan ook ‘vergeten’) en Jacques Brel als zanger en een voorbeeld van ‘fantoompijn’ bij de Franstalige Vlaamse elite toen de band met het Frans werd doorgeknipt. Ik denk dat de heer De Wever drie dingen verwart. Namelijk kunst op zichzelf, kunst die inherent met taal verbonden is, zoals literatuur en muziek, en kunst die een nationale identiteit uitdrukt.
Om ten eerste het idee al te counteren dat de schrijvers boven genoemd ‘vergeten ‘ zouden zijn… Ze zijn dan misschien ‘vergeten’ in de zin dat ze niet gezien worden als Vlaamse schrijvers op zich, maar ze zijn nog altijd heel sterk aanwezig op Wikipedia, in alle mogelijke talen, zelf niet alleen in het Frans. In het Engels, Croatisch, Spaans, Catalaans, Russisch, Arabisch, Esperanto en ga zo maar door. De ene al meer dan de andere. Het Engelse artikel kan dan nog door een Vlaamse fan geschreven zijn, maar Catalaans lijkt me moeilijker. Het lijkt niet dat die schrijvers, en niet alleen Maeterlinck die de Nobelprijs won, zowaar echt vergeten zijn. Als ze al vergeten zijn in Vlaanderen, zal dat zijn door het grote trauma dat ze Franstalig zijn en het feit dat we continu worden gebombardeerd met ‘de boze Waal en Franstalige Vlaming (verrader)’. Er is niets dat ons belet die mensen te lezen en te roemen om hun werk, zelfs als Vlaamse schrijver.
Literatuur (en haar verdienste) hangt niet samen met de taal waarin ze geschreven is, ze hangt samen met wat ze te zeggen heeft. Dat is bepalend voor haar kwaliteit. In die zin is het mogelijk voor een schrijver om in een taal te schrijven en een andere cultuur of een mix van twee/drie/vier:enz in zijn werk te beschrijven. Dat zal zeker zo zijn voor Afrikaanse Franstalige auteurs, of gaat de heer De Wever beweren dat die schrijvers die in het Frans publiceren ook Frans van cultuur zijn? Daarom is Camus werk interessant: het is getekend door het Frans-Algerijnse kolonialisme en is niet Frans-Frans.
Een goed voorbeeld hiervan is Joseph Conrad. Een Pool die pas vlot Engels sprak met een accent voorbij de twintig, bracht een facet in de Engelse literatuur dat niet Engels was, maar meer Slavisch. Hij wordt nochtans gezien als een van de groten, ondanks het feit dat hij niet Engels is. Zelfs in Polen is hij een ‘grote schrijver’ ondanks het feit dat hij in het Engels zijn boeken publiceerde. Het eerste bewijst dat Joseph Conrad nog steeds een Pool/Slaaf is en op een Slavische manier zijn ideeën uitdrukt, terwijl hij in het Engels schrijft. Er is dus geen reden behalve misplaatste trots om Maeterlinck en co te vergeten als Vlaams auteur omdat ze schreven in het Frans. Het tweede bewijst dat het mogelijk is om iemand als een nationaal kunstenaar te zien, zelfs als die zijn werk uitdrukt in een andere taal.
In de omgekeerde richting zijn er vreemde werkjes zoals van bijvoorbeeld E T A Hoffmann Das Fräulein von Scudéry dat geschreven is in het Duits, maar gaat over Mlle de Scudéry, ’s werelds eerste detectiveschrijfster, een Française en favoriete aan het hof van Louis XIV. Daar het geschreven is in het Duits, spreken de personages op een erg Duitse romantische manier, maar doen ze ook Duits. Ze reageren niet op dezelfde manier als een Frans boek hen zou laten reageren, zoals bijvoorbeeld bij Dumas. Dat geeft een vreemd gevoel. Zo gaat het ook bij Kleists Das Erdbeben in Chili. Een kortverhaal eigenlijk over de Franse Revolutie, maar gesymboliseerd door een aardbeving in Chili, met Chileense/Spaanse personages. Nog een voorbeeld is, eveneens Kleists, Die Marquise von O., een novelle die zich afspeelt in Italië met een aantal Italiaanse personages en een Rus. Al deze boekjes zijn een uiting van Duitse cultuur in die periode en een Duitse kijk op gebeurtenissen, zoals de Franse Revolutie, maar op een plaats die een andere cultuur heeft zoals Italië. Het is dus niet omdat iemand een boek schrijft in een andere taal dat hij een andere cultuur uitdrukt.
Zoals hierboven beweerd, hangt het af van het innerlijke van de kunstenaar welke cultuur die uitdrukt, niet van de buitenkant. Als de heer De Wever dus spreekt over ‘holle frasen’, dan kunnen we het niet helpen van eerder akkoord te gaan met Tom Lanoye dan met De Wever zelf. Wereldburgerschap is geen holle frase, maar essentieel als het aankomt op kunst. Een kunstenaar, als het een schrijver is, schrijft niet over wat er in zijn straat gebeurt. Best niet, want niemand kan daarin komen. Hij schrijft best over wat er in zijn maatschappij gebeurt, want dat zal iedereen wel interesseren, en de rest van de wereld. Dat is niet links, dat is logisch. Het past misschien niet in het kraam van de heer De Wever, maar dat is kunst. Kunst stopt met kunst te zijn als de toeschouwer ze niet begrijpt. Als dusdanig moet een kunstenaar veralgemenen, wil hij iemand buiten zichzelf aanspreken.
Verder dan literatuur en liedjes die gemakkelijk te verstaan zijn, staat dan beeldende kunst. Die moet echt universeel zijn, anders spreekt ze niet. Er zijn beeldende kunstenaars die werk maken op een manier die nationaal getint is. Denk daarbij vooral aan Delphine Boël om een duidelijk voorbeeld te nemen. Haar werk speelt vooral met de Belgische driekleur. Alhoewel er ook andere kunstenaars zijn die ook een nationaliteit hebben (iedereen heeft er een) en die daar geen punt van maken zoals bijvoorbeeld die andere beeldenkunstenares Niki de Saint-Phalle. Beeldende kunst kan op een eindeloze reeks manieren spreken, maar de heer De Wever gaat toch hopelijk niet beweren dat bijvoorbeeld Panamarenko een Vlaamse kunstenaar is omdat hij Nederlands spreekt met een Antwerps accent? Jan Fabre is toch geen Vlaamse kunstenaar omdat hij Nederlands spreekt? Ze zijn alle twee Vlamingen omdat ze in Vlaanderen wonen, dat noordelijke deel van België, maar wat is Vlaamse kunst? Wat maakt het werk van Jan Fabre meer Vlaams dan Belgisch of internationaal? Zijn de kevers meer Vlaams? Zijn Vlaamse kevers groener of glanzender dan Franse kevers of Waalse? Panamarenko en Jan Fabre zijn Vlaamse kunstenaars omdat, als dat nodig is, ze een nationaal adjectief nodig hebben om hen te identificeren, niet omdat hun kunst daardoor bepaald is.
Nationaliteit en identiteit in kunst heeft alleen betekenis als ze een duidelijke rol spelen voor de kunstenaar, zoals voor Boël. Dat komt tot uiting in haar werk. Als de identiteitskaart of de woonplaats van de kunstenaar niet in zijn hoofd speelt of niet een probleem vormt, is dat facet even belangrijk als de kast in hun woonkamer: niet. Het is iets nuttigs, maar niet meer dan dat. Het is er. En dan?
Wat wel zo is, is dat een kunstenaar voor een natie iets kan betekenen. Hij/zij kan een natie een identiteit geven, of kan een natie een excuus geven om een identiteit op te eisen, maar niet omgekeerd. Op dat vlak is Niet in Onze Naam misschien een streep door de rekening van de heer De Wever, want een massaal protest van kunstenaars die vooral niet willen geassocieerd worden met hem neemt hem de vaardigheid af van hen te gebruiken als bevestiging van die identiteit. Een groot acteur (zij het dan wat arrogant) als een Jan Decleir die een Vlaamse prijs weigert, is ook een streep door zijn rekening. Maar de heer De Wever moet dan niet verongelijkt doen als een kunstenaar hem ‘gevaarlijker dan het Vlaams Belang’ noemt. Dat is een mening en in dit land is er nog altijd vrije meningsuiting. Als die kunstenaar, vanuit zijn universeel brein, stelt dat de NVA een wolf in schapenvacht is, dan vindt die mens dat en dat mag hij. De Wever moet zich inderdaad niet moeien en al zeker niet aan een kunstenaar de les lezen. Als hij iets te zeggen heeft, moet hij zelf kunstenaar worden.
Ik sluit af met Charles de Coster, zoals de Wever aan zijn pleidooi begon:
« Que ne laissais-tu dormir dans leur tombe cet empereur et ce roi ? Pourquoi viens-tu aboyer à tant de majesté? Qui cherche les coups périra sous les coups. Il est des gens qui ne te pardonneront point, je ne te pardonne pas non plus, tu troubles ma digestion bourgeoise. (...)Tes personnages principaux sont des imbéciles ou des fous, sans en excepter un : ton polisson d'Ulenspiegel prend les armes pour la liberté de conscience; son père Claes meurt brûlé vif pour affirmer ses convictions religieuses, (...) Où voit-on encore ces choses ? Je te plaindrais si tu ne me faisais pas rire. »
“Waarom laat je toch die keizer en die koning niet rusten in hun graf? Waarom kom je hier blaffen tegen zoveel grootsheid? Hij die slagen zoekt zal aan hen ten onder gaan. Er zijn mensen die je nooit zullen vergeven, ik vergeef je ook niet, je verstoort mijn burgerlijke kijk. […] Je hoofdpersonages zijn narren of gekken, zonder één uitzondering: je kwajongen Uilenspiegel neemt de wapens op voor gewetensvrijheid; zijn vader, Claes, wordt levend verbrand om zijn religieuze overtuigingen, […] Waar zien we nog zulke dingen? Ik zou je beklagen als je me niet zou doen lachen.”
Is het toevallig of zijn die woorden exact die van de heer De Wever? Schokt het hem dat kunstenaars hem uitspuwen en andere waarschuwen voor dat ‘verstikkend eenheidsdenken’ (Vlaams eenheidsdenken is dan immers zo verstikkend als Belgisch eenheidsdenken of niet)? Verstoort dat zijn simplistische kijk op de wereld, die kijk die hij bij anderen kleinburgerlijk noemt? En verwijt hij de anderen voor hetzelfde als hij wil: vrij denken? Verwijt hij hen dat zij komen blaffen tegen zoveel grootsheid?
Inderdaad, hij zou ons beklagen als we hem niet zouden doen lachen… Maar zegt het spreekwoord niet ‘wie laatst lacht, best lacht’?
Ik denk dat dat een reactie verdient.
Ik weet niet wat de heer De Wever denkt dat kunst moet zijn. Vanuit zijn pleidooi in De Standaard is het mij duidelijk geworden dat de man vindt dat kunstenaars ten eerste al sowieso veroordeeld zijn tot ‘wereldburgerschap, multiculturele verrijking en solidariteit’. Typisch het idee dat kunstenaars sowieso links van ideologie zijn. Ten tweede schijnt hij ook te vinden dat kunst op zich iets te maken heeft met culturele identiteit, vooral dan met taal. Wat kunnen we anders verwachten als iemand die behoort tot de NVA? Bij wijze van voorbeeld haalt hij Charles de Coster, Maurice Maeterlinck, Emile Verhaeren aan als schrijvers en uiters van een andere identiteit (ze zijn dan ook ‘vergeten’) en Jacques Brel als zanger en een voorbeeld van ‘fantoompijn’ bij de Franstalige Vlaamse elite toen de band met het Frans werd doorgeknipt. Ik denk dat de heer De Wever drie dingen verwart. Namelijk kunst op zichzelf, kunst die inherent met taal verbonden is, zoals literatuur en muziek, en kunst die een nationale identiteit uitdrukt.
Om ten eerste het idee al te counteren dat de schrijvers boven genoemd ‘vergeten ‘ zouden zijn… Ze zijn dan misschien ‘vergeten’ in de zin dat ze niet gezien worden als Vlaamse schrijvers op zich, maar ze zijn nog altijd heel sterk aanwezig op Wikipedia, in alle mogelijke talen, zelf niet alleen in het Frans. In het Engels, Croatisch, Spaans, Catalaans, Russisch, Arabisch, Esperanto en ga zo maar door. De ene al meer dan de andere. Het Engelse artikel kan dan nog door een Vlaamse fan geschreven zijn, maar Catalaans lijkt me moeilijker. Het lijkt niet dat die schrijvers, en niet alleen Maeterlinck die de Nobelprijs won, zowaar echt vergeten zijn. Als ze al vergeten zijn in Vlaanderen, zal dat zijn door het grote trauma dat ze Franstalig zijn en het feit dat we continu worden gebombardeerd met ‘de boze Waal en Franstalige Vlaming (verrader)’. Er is niets dat ons belet die mensen te lezen en te roemen om hun werk, zelfs als Vlaamse schrijver.
Literatuur (en haar verdienste) hangt niet samen met de taal waarin ze geschreven is, ze hangt samen met wat ze te zeggen heeft. Dat is bepalend voor haar kwaliteit. In die zin is het mogelijk voor een schrijver om in een taal te schrijven en een andere cultuur of een mix van twee/drie/vier:enz in zijn werk te beschrijven. Dat zal zeker zo zijn voor Afrikaanse Franstalige auteurs, of gaat de heer De Wever beweren dat die schrijvers die in het Frans publiceren ook Frans van cultuur zijn? Daarom is Camus werk interessant: het is getekend door het Frans-Algerijnse kolonialisme en is niet Frans-Frans.
Een goed voorbeeld hiervan is Joseph Conrad. Een Pool die pas vlot Engels sprak met een accent voorbij de twintig, bracht een facet in de Engelse literatuur dat niet Engels was, maar meer Slavisch. Hij wordt nochtans gezien als een van de groten, ondanks het feit dat hij niet Engels is. Zelfs in Polen is hij een ‘grote schrijver’ ondanks het feit dat hij in het Engels zijn boeken publiceerde. Het eerste bewijst dat Joseph Conrad nog steeds een Pool/Slaaf is en op een Slavische manier zijn ideeën uitdrukt, terwijl hij in het Engels schrijft. Er is dus geen reden behalve misplaatste trots om Maeterlinck en co te vergeten als Vlaams auteur omdat ze schreven in het Frans. Het tweede bewijst dat het mogelijk is om iemand als een nationaal kunstenaar te zien, zelfs als die zijn werk uitdrukt in een andere taal.
In de omgekeerde richting zijn er vreemde werkjes zoals van bijvoorbeeld E T A Hoffmann Das Fräulein von Scudéry dat geschreven is in het Duits, maar gaat over Mlle de Scudéry, ’s werelds eerste detectiveschrijfster, een Française en favoriete aan het hof van Louis XIV. Daar het geschreven is in het Duits, spreken de personages op een erg Duitse romantische manier, maar doen ze ook Duits. Ze reageren niet op dezelfde manier als een Frans boek hen zou laten reageren, zoals bijvoorbeeld bij Dumas. Dat geeft een vreemd gevoel. Zo gaat het ook bij Kleists Das Erdbeben in Chili. Een kortverhaal eigenlijk over de Franse Revolutie, maar gesymboliseerd door een aardbeving in Chili, met Chileense/Spaanse personages. Nog een voorbeeld is, eveneens Kleists, Die Marquise von O., een novelle die zich afspeelt in Italië met een aantal Italiaanse personages en een Rus. Al deze boekjes zijn een uiting van Duitse cultuur in die periode en een Duitse kijk op gebeurtenissen, zoals de Franse Revolutie, maar op een plaats die een andere cultuur heeft zoals Italië. Het is dus niet omdat iemand een boek schrijft in een andere taal dat hij een andere cultuur uitdrukt.
Zoals hierboven beweerd, hangt het af van het innerlijke van de kunstenaar welke cultuur die uitdrukt, niet van de buitenkant. Als de heer De Wever dus spreekt over ‘holle frasen’, dan kunnen we het niet helpen van eerder akkoord te gaan met Tom Lanoye dan met De Wever zelf. Wereldburgerschap is geen holle frase, maar essentieel als het aankomt op kunst. Een kunstenaar, als het een schrijver is, schrijft niet over wat er in zijn straat gebeurt. Best niet, want niemand kan daarin komen. Hij schrijft best over wat er in zijn maatschappij gebeurt, want dat zal iedereen wel interesseren, en de rest van de wereld. Dat is niet links, dat is logisch. Het past misschien niet in het kraam van de heer De Wever, maar dat is kunst. Kunst stopt met kunst te zijn als de toeschouwer ze niet begrijpt. Als dusdanig moet een kunstenaar veralgemenen, wil hij iemand buiten zichzelf aanspreken.
Verder dan literatuur en liedjes die gemakkelijk te verstaan zijn, staat dan beeldende kunst. Die moet echt universeel zijn, anders spreekt ze niet. Er zijn beeldende kunstenaars die werk maken op een manier die nationaal getint is. Denk daarbij vooral aan Delphine Boël om een duidelijk voorbeeld te nemen. Haar werk speelt vooral met de Belgische driekleur. Alhoewel er ook andere kunstenaars zijn die ook een nationaliteit hebben (iedereen heeft er een) en die daar geen punt van maken zoals bijvoorbeeld die andere beeldenkunstenares Niki de Saint-Phalle. Beeldende kunst kan op een eindeloze reeks manieren spreken, maar de heer De Wever gaat toch hopelijk niet beweren dat bijvoorbeeld Panamarenko een Vlaamse kunstenaar is omdat hij Nederlands spreekt met een Antwerps accent? Jan Fabre is toch geen Vlaamse kunstenaar omdat hij Nederlands spreekt? Ze zijn alle twee Vlamingen omdat ze in Vlaanderen wonen, dat noordelijke deel van België, maar wat is Vlaamse kunst? Wat maakt het werk van Jan Fabre meer Vlaams dan Belgisch of internationaal? Zijn de kevers meer Vlaams? Zijn Vlaamse kevers groener of glanzender dan Franse kevers of Waalse? Panamarenko en Jan Fabre zijn Vlaamse kunstenaars omdat, als dat nodig is, ze een nationaal adjectief nodig hebben om hen te identificeren, niet omdat hun kunst daardoor bepaald is.
Nationaliteit en identiteit in kunst heeft alleen betekenis als ze een duidelijke rol spelen voor de kunstenaar, zoals voor Boël. Dat komt tot uiting in haar werk. Als de identiteitskaart of de woonplaats van de kunstenaar niet in zijn hoofd speelt of niet een probleem vormt, is dat facet even belangrijk als de kast in hun woonkamer: niet. Het is iets nuttigs, maar niet meer dan dat. Het is er. En dan?
Wat wel zo is, is dat een kunstenaar voor een natie iets kan betekenen. Hij/zij kan een natie een identiteit geven, of kan een natie een excuus geven om een identiteit op te eisen, maar niet omgekeerd. Op dat vlak is Niet in Onze Naam misschien een streep door de rekening van de heer De Wever, want een massaal protest van kunstenaars die vooral niet willen geassocieerd worden met hem neemt hem de vaardigheid af van hen te gebruiken als bevestiging van die identiteit. Een groot acteur (zij het dan wat arrogant) als een Jan Decleir die een Vlaamse prijs weigert, is ook een streep door zijn rekening. Maar de heer De Wever moet dan niet verongelijkt doen als een kunstenaar hem ‘gevaarlijker dan het Vlaams Belang’ noemt. Dat is een mening en in dit land is er nog altijd vrije meningsuiting. Als die kunstenaar, vanuit zijn universeel brein, stelt dat de NVA een wolf in schapenvacht is, dan vindt die mens dat en dat mag hij. De Wever moet zich inderdaad niet moeien en al zeker niet aan een kunstenaar de les lezen. Als hij iets te zeggen heeft, moet hij zelf kunstenaar worden.
Ik sluit af met Charles de Coster, zoals de Wever aan zijn pleidooi begon:
« Que ne laissais-tu dormir dans leur tombe cet empereur et ce roi ? Pourquoi viens-tu aboyer à tant de majesté? Qui cherche les coups périra sous les coups. Il est des gens qui ne te pardonneront point, je ne te pardonne pas non plus, tu troubles ma digestion bourgeoise. (...)Tes personnages principaux sont des imbéciles ou des fous, sans en excepter un : ton polisson d'Ulenspiegel prend les armes pour la liberté de conscience; son père Claes meurt brûlé vif pour affirmer ses convictions religieuses, (...) Où voit-on encore ces choses ? Je te plaindrais si tu ne me faisais pas rire. »
“Waarom laat je toch die keizer en die koning niet rusten in hun graf? Waarom kom je hier blaffen tegen zoveel grootsheid? Hij die slagen zoekt zal aan hen ten onder gaan. Er zijn mensen die je nooit zullen vergeven, ik vergeef je ook niet, je verstoort mijn burgerlijke kijk. […] Je hoofdpersonages zijn narren of gekken, zonder één uitzondering: je kwajongen Uilenspiegel neemt de wapens op voor gewetensvrijheid; zijn vader, Claes, wordt levend verbrand om zijn religieuze overtuigingen, […] Waar zien we nog zulke dingen? Ik zou je beklagen als je me niet zou doen lachen.”
Is het toevallig of zijn die woorden exact die van de heer De Wever? Schokt het hem dat kunstenaars hem uitspuwen en andere waarschuwen voor dat ‘verstikkend eenheidsdenken’ (Vlaams eenheidsdenken is dan immers zo verstikkend als Belgisch eenheidsdenken of niet)? Verstoort dat zijn simplistische kijk op de wereld, die kijk die hij bij anderen kleinburgerlijk noemt? En verwijt hij de anderen voor hetzelfde als hij wil: vrij denken? Verwijt hij hen dat zij komen blaffen tegen zoveel grootsheid?
Inderdaad, hij zou ons beklagen als we hem niet zouden doen lachen… Maar zegt het spreekwoord niet ‘wie laatst lacht, best lacht’?