Tijdens een discussie over de vraag of Vlamingen wel goede vertalers kunnen zijn werd mijn aandacht eens gevestigd op het feit dat 'hun' in het Nederlands ook wel eens wordt gebruikt voor het indirect object. In de volksmond ook wel het ‘meewerkend voorwerp’, maar eigenlijk bestaan er meer soorten indirecte objecten dan het meewerkend voorwerp alleen. Jawel er bestaat het meewerkend voorwerp, het belanghebbend, het ondervindend, het possessief en het ethisch. Meewerkend kennen we allemaal, belanghebbend is wat we met ‘voor’ ook zouden kunnen uitdrukken, ondervindend is wat iets als gevoel ondervindt (‘De woorden ontglipten hem’), het possessief is een vreemde uitdrukking die bezit uitdrukt zonder bezittelijk voornaamwoord (soms te vervangen door ‘bij’: De wind blies (bij) hem in het gezicht.) en ethisch: Dat is me wat.
Volgens mijn [I]Taalboek[/I], van de heren Smedts en Van Belle, beide professoren aan de KULeuven, wordt ‘hun’ ‘traditioneel als meewerkend en belanghebbend voorwerp’ gebruikt. Dat is dus simpel: ‘We schenken hun een glas jenever in’ (belanghebbend) en ‘We geven hun een klap.’ (meewerkend) Maar het is nog altijd ‘De woorden ontglipten hen’ (ondervindend), ‘De wind blies hen in het gezicht’ (possessief) en ‘Dat was hen daar wat moois’ (ethisch). [I]Onze Taal[/I] breidt de regel nog vrolijk uit door ‘hun’ ook nog te adviseren in sommige van de laatste drie gevallen (je moet [I]hun[/I] immers kunnen vervangen door voorzetsel + hen). Bij hen wordt het dus misschien ‘De wind blies hun in het gezicht’ (als de spreker vindt dat hij daar ‘bij’ kan tussenwurmen), maar het wordt wel zeker ‘Dat schoot hun in het verkeerde keelgat’, want het is toch zeker ook ‘Dat schoot bij hen in het verkeerde keelgat.’ Dus het possessief voorwerp is opeens ook maar ‘hun’ geworden. Helemaal gek wordt het als we de Taalunie erbij halen. Zij houden het bij het meewerkend, belanghebbend en ondervindend voorwerp,die het van hun moeten hebben. Dus het wordt zeker ‘De woorden ontglipten hun,’ terwijl dat door mijn twee professoren nog werd aanzien als iets anders. Ze lijken het er zelf niet over eens te zijn. Daarom dus dat [I]Onze Taal[/I] zo lief is ons ook nog een lijst met honderden werkwoorden te verschaffen zodat we allemaal zonder twijfel hun en hen zonder fouten kunnen gebruiken.
Waar komt dat probleem nu vandaan? Het is duidelijk dat niemand echt goed weet waar het probleem zit en wat nu net het juiste gebruik van hun en hen is. Raar maar waar, het concept van hen/hun werd bedacht door één man in 1625: Christiaan Van Heule. Hij was wiskundige en wetenschapper en natuurlijk ook Latinist zoals zoveel geleerden uit zijn tijd. Dus, zoals nog menig ander linguïst uit zijn tijd (ook over het Kanaal) vond hij dat het Nederlands toch zeker ook naamvallen of ‘gevallen’ moest kennen. Jammer genoeg bestonden die naamvallen niet en moest hij zich in bochten wringen om er toch maar bewijzen voor te vinden. Zo prijst hij de genitief aan als ‘van + substantief’. Het behoeft geen betoog dat een genitief niet simpelweg een voorzetsel van + substantief nodig heeft om genitief genoemd te worden, noch kennen we een vocatief in het Nederlands. Toen al niet, maar de man ging dus vrolijk door en stelde het woordje ‘hun’ voor als datief voor het voornaamwoord ‘zij’ meervoud. ‘Hen’ vond hij dan meer geschikt voor de accusatief. Een mens kan daarmee leven, ware het niet dat ondertussen het Systeem Van Heule is gereduceerd tot het gebruik van ‘hun’ in de enkele gevallen hierboven aangegeven. De vraag is natuurlijk ook of de heer Van Heule wel goed de draagwijdte van zijn eigen regel kende. Zou hij gezegd hebben ‘Het is hun teveel’ of ‘Het is hen teveel.’?
Eigenlijk kennen we dus voor het meewerkend, belanghebbend en ondervindend voorwerp de datief en voor het possessief en ethisch voorwerp de accusatief. Dat is hoogst vreemd te noemen, want er is geen enkele taal waar het indirect object door verschillende naamvallen wordt bediend. Nederlands zou hiermee alleen staan. Nog vreemder wordt het echter, als we weten dat het possessief voorwerp ook als possessieve datief en het ethisch voorwerp als ethische datief worden aangeduid. In het Duits worden ze natuurlijk ook als datief verbogen: ‘Der Wind blies ihm ins Gesicht,’ en ‘Es war ihm zu laut.’ Dat is logisch want de ethische datief komt alleen voor bij koppelwerkwoorden, waarbij traditioneel wat als lijdend voorwerp kan bestempeld worden deel is van het naamwoordelijk gezegde en in de nominatief wordt verbogen. Het is immers te koppelen met het onderwerp (vandaar het woord ‘koppelwerkwoord’). Er kan dus geen accusatiefverbuiging gebruikt worden voor de ethische datief, zelfs niet als de Taalunie dat feitelijk voorschrijft, want het is eenvoudigweg taalkundige nonsens.
Bovendien moeten we nog opmerken dat ‘zij’ het enige persoonlijke voornaamwoord is dat zulke datief kent, want ik, jij, hij, zij (sing), wij en jullie hebben dat niet. Zou ‘zij’ (pl) dan het enige zijn in onze taal dat zo’n onderscheid kent? Nederlands zou ook de enige taal zijn waar het indirect object twee naamvallen kent, iets wat zelfs in oudere talen niet voorkomt. En we zouden iets dat datief genoemd wordt gaan verbuigen als een accusatief… Dat is toch wel heel vreemd, of is er toch ergens een klepel die in de verkeerde klok hangt?
Waarschijnlijk wel.
Daarom zijn de Taalunie, noch [I]Onze Taal[/I], noch de ANS, noch mijn twee professoren het eens over hetzelfde fenomeen en verkiest nagenoeg elke spreker in de praktijk ‘hen’ als algemeen objectvoornaamwoord, zoals in het Engels dus.
Rare jongens, die Nederlandssprekers.
No comments:
Post a Comment